maandag 9 januari 2017

Samenvatting 'Dit kan niet waar zijn'

Samenvatting
Luyendijk beschrijft de financiële wereld van binnenuit als antropoloog en journalist op zoek naar omgangsvormen, cultuur en denkwereld van medewerkers van hoog tot laag in de sector. Zijn werkgebied is de City, het financiële hart van Londen. Hij heeft het daar niet gemakkelijk, want aanvankelijk krijgt hij niemand te spreken. Als dat uiteindelijk wel lukt en zijn eerste blogs verschijnen komen er reacties los die tot nieuwe gesprekken (uiteindelijk 200 in zo’n twee jaar) leiden.
Een eerste verdienste van het boek is dat de auteur duidelijk maakt dat we geneigd zijn ‘de banken’ de schuld van veel problemen te geven, maar dat de organisatie van de financiële wereld veel ingewikkelder is. Naast banken spelen ook verzekeraars en vermogensbeheerders een grote rol. En binnen de bankenwereld maakt het een groot verschil of je het over consumentenbanken hebt of over zakenbanken (Luyendijk beweegt zich vooral in de laatste).
Planet Finance, zoals hij de financiële wereld noemt, is dus niet één pot nat; zelfs de banken zijn dat niet. Een bank is geen samenhangende organisatie, ontdekt Luyendijk, maar een verzameling individuen in machtsposities, die ze gedecideerd afschermen. Er worden hoge beloningen betaald, maar daar staat tegenover dat er geen ontslagbescherming geldt. Bij een hoog inkomen hoort een hoge levensstandaard met dure huizen in de Londense City en duur particulier onderwijs voor je kinderen. Loop dan maar eens het risico van ontslag op staande voet, omdat je je targets niet haalt.  Je hoort ook niet veel kritiek over je wijze van leven want je sociale omgeving vernauwt zich door de stress en prestatiedrang steeds meer tot een wereld van louter collega’s.
Het stimuleert om financiële producten te bedenken die op korte termijn hoge winsten opleveren; of die producten risicovol zijn moet de klant zelf maar beoordelen (opvallend genoeg komt het woord zorgplicht in het hele boek niet voor). Maar het houdt de interne controleurs er ook vanaf om zwakke punten in de producten te signaleren. Kritiek op een risicovol product dat een hoog rendement voor de bank heeft kan tot onmiddellijk ontslag leiden.
Daar komt bij dat sommige producten en diensten van de bank zo complex zijn dat zelfs binnen de bank niemand ze nog snapt. Dat leidt tot misverstanden, misrekeningen en de mogelijkheid van misbruik. Als Luyendijk iets duidelijk maakt, is het dat de problemen zoals in 2008 niet moedwillig werden veroorzaakt, maar juist – overdreven gezegd –  door gebrek aan inzicht. Het grote risico zit daarom niet in de mensen, maar in het systeem dat de financiële wereld overeind houdt.
‘De sector is immuun voor ontmaskering’, concludeert de auteur. Als het misgaat worden maatregelen genomen om de gaten te dichten en de banken worden gered door de belastingbetaler omdat we ons met zijn allen niet kunnen veroorloven dat grote banken omvallen. Ze zijn ‘too big to fail’, want dan dondert alles in elkaar. Daarna gaat de sector op de oude voet door.
Maar met al die ingrepen blijft het systeem overeind. Een systeem met teveel belangenconflicten en perverse prikkels. Alles woekert gewoon door: banken blijven net zo lang fuseren tot ze te groot worden om nog failliet te kunnen laten gaan; zakenbanken gaan naar de beurs waardoor de winst belangrijker wordt dan de betrouwbaarheid van zijn producten voor de klant; opnieuw worden hypercomplexe producten gecreëerd die zelfs niemand binnen de bank nog kan volgen; maar ook: nog steeds wordt geaccepteerd dat kredietbeoordelaars worden betaald door de banken waarvan ze de producten moeten beoordelen en dat accountantskantoren mogen bijklussen als consultant voor dezelfde bank waarvan ze de boekhouding moeten controleren.
Het is een gigantisch probleem om dat stelsel te veranderen. Dat vereist internationale politieke samenwerking. Een bescheiden journalist kan alleen maar laten zien hoe gevaarlijk de sector is geworden. Daarin is Luyendijk met lof geslaagd. ‘Het kan zo weer gebeuren.’
Eigen mening
Zelf vond ik dit boek een echte ‘eye-opener’. Ik had niet verwacht dat de financiële wereld eigenlijk, kort gezegd, een zootje was. Wat mij het meest verbaasde, was dat er geen ontslagbescherming is bij de zakenbanken. De mensen die daar gaan werken worden gedwongen om een dure levensstijl aan te nemen en kunnen het dan niet maken om hun targets mis te lopen. Als ze hun targets niet halen, krijgen ze geen geld meer voor hun dure levensstijl en kunnen ze zo’n levensstijl niet meer volhouden. De mensen hebben dus veel last op hun schouders hangen en doen er alles aan om hun targets te halen. Dat zorgt ervoor dat mensen tegen grenzen aan gaan werken of zelfs over de grenzen. Dit zorgt dan weer voor vele risico’s in de sector en dat is slecht voor de maatschappij. Hierover hebben Jip en ik ook een referaat gehouden. Wij vonden dat Joris Luyendijk zelf de financiële wereld het beste vergeleek met een passend voorbeeld, namelijk die van een brandende vliegtuigmotor en iedereen zegt dat het oké is.
Bron
  • http://www.literairnederland.nl/dit-kan-niet-waar-zijn-joris-luyendijk/

zondag 1 januari 2017

Balansverslag Klas 6

1) Welke literaire boeken spraken je bijzonder aan en waarom? Geef voorbeelden en argumenten.
De boeken die mij het meest aanspraken waren deze boeken:
  1. De ontdekking van de hemel
  2. Bezonken rood
De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch sprak mij aan, omdat hij een verrassende kijk op de technologische vorderingen gaf. Door die technologische vorderingen raken we steeds verder van God en zijn ideeën. Zo had ik zelf nooit kunnen kijken naar technologische vorderingen en zo kan Harry Mulisch het eigenlijk alleen. Hierdoor maakte hij veel indruk op mij met zijn boek en sprak het mij aan.

Bezonken rood van Jeroen Brouwers sprak mij ook erg aan. Dat kwam omdat de hoofdpersoon in het verhaal volstrekt onlogische zinnen uitspreekt en zijn acties zijn veel anders dan de ‘normale’ mens. Bijvoorbeeld de zin in het boek dat hij een nieuwe moeder wilt, omdat zijn moeder voor hem kapot werd gemaakt door de Japanners. Of dat de hoofdpersoon niet bij de geboorte was van zijn kind. Ieder normaal mens zou denk ik wel bij de geboorte van zijn kind willen zijn. Dit boek sprak mij dus aan, maar wel op een aparte wijze.  

2) Welke literatuurlessen zijn belangrijk voor je geweest? Om welke redenen?
Ik denk eigenlijk dat voor mij alleen de lessen waar we uitleg kregen over stromingen in de literatuur belangrijk voor me waren. De enige reden dat die belangrijk voor me waren, was omdat we daar de kenmerken van bepaalde stromingen kregen uitgelegd, die we daarna weer nodig hadden voor een opdracht of toets. Literatuurlessen hebben er bij mij niet voor gezorgd dat ik me meer ging interesseren in boeken.

Als ik dan toch een les moet kiezen, kies ik de les over Romantiek. De les over de stroming ‘romantiek’ sprak me wel het meeste aan, omdat ik heel wat anders had verwacht bij het woord romantiek in die stroming.

3) Welke ervaring(en) met literatuur hebben absoluut weerstand opgeroepen? Hoe verklaar je die weerstand? Wanneer je bijvoorbeeld iets saai vond, kwam dat volgens jou door een gebrek aan kwaliteit van de schrijver of door jouw manier van lezen?
Er kwam bij mij weerstand in lezen door het boek ‘de ontdekking van de hemel’. Afgezien dat ik het een leuk boek vind, had ik er ook moeite mee om door de eindeloze gesprekken te komen tussen Max en Onno. Zo’n gesprek ging meestal over vanalles en nog wat en was soms moeilijk te volgen, omdat Mulisch termen gebruikte die ik niet echt snapte. Hierdoor kwam er weerstand bij mij op om verder te lezen, omdat ik het gewoon niet snapte. Dit lag dus meer aan mij.

Ook riep het boek ‘Max Havelaar’ veel weerstand bij me op. Ik kwam er lastig doorheen, omdat er veel oud taalgebruik werd gebruikt (niet onlogisch omdat het nou eenmaal de taal van toen was). Dat oude taalgebruik was moeilijk om te lezen en te begrijpen. Omdat het hele boek vol stond met dit, kwam er met elke bladzijde meer weerstand.
4) Ben je in de loop van de tijd dat je met literatuur bezig was er anders naar gaan kijken? Probeer die ontwikkeling bij jezelf vast te stellen. Geef voorbeelden van wat je nu beter kunt. Kijk voordat je je antwoord formuleert nog eens terug naar je leesautobiografie.
Ik ben in de afgelopen jaren niet echt anders gaan kijken naar literatuur. Alles wat geforceerd wordt aangebracht, blijft geforceerd. Literatuur en boeken lezen zijn in mijn ogen te geforceerd aangebracht in de 4e klas. Je moest per se boeken lezen en het werd nog net niet je strot in geduwd. Zou je ook kunnen zeggen over meer vakken, maar Nederlands docenten vertellen ook graag dat boeken lezen voor je plezier moet. Dan helpt het dus niet voor mij als dat geforceerd gaat. Hierdoor blijven literatuur en boeken lezen voor mij geforceerde dingen.

5) Loop je blog nog eens door en stel vast waarmee je uiteindelijk al dan niet tevreden kunt zijn, waar het gaat om je aanpak bij het werkproces en je studievaardigheden. Geef voorbeelden. Met welke werkvormen kon je goed uit de voeten, met welke niet? Waarom?
Ik ben over de zelfstandige opdrachten op mijn blog tevreden. De groepsopdrachten wat minder. Niet dat de kwaliteit daarvan minder is, maar soms is het nog een karwei om andere groepsleden aan het werk te krijgen of alles op tijd van anderen te ontvangen. Dus met die werkvormen kon ik wel mee overweg, maar soms was het lastig. Een voorbeeld van zo’n opdracht was het stuk over ‘bezonken rood van Jeroen Brouwers’. Met dit stuk was er soms moeite ontstaan over de delen die iedereen ging doen.

6) Welke plaats denk je dat de literatuur in het vervolg van je leven te kunnen geven?
Ik zou nog geen antwoord kunnen geven op de vraag welke rol literatuur in het vervolg van mijn leven gaat spelen. In de aankomende jaren van mijn nieuwe studie zal ik waarschijnlijk geen boeken lezen, behalve dan mijn studieboeken. Misschien als ik ouder ben dat ik boeken ga lezen in mijn vrije tijd, maar misschien zijn boeken dan allang uit de mode geraakt en leest niemand ze meer. Op deze vraag weet ik dus niet echt een duidelijk antwoord.
7) Welk advies heb je voor je literatuurdocenten?
Mijn advies voor de literatuurdocenten is dat ze meer met boeken moeten werken in de klas. Ik denk dat mijn weerstand tegen het boeken lezen, kwam uit het feit dat ik het soms gewoon niet begreep wat er in een boek stond. Daarna werd je meestal in het diepe gegooit om maar ‘gewoon’ een boek te lezen en een opdracht te maken over iets waar je niet de diepe betekenis uit begreep. Natuurlijk begreep ik die later wel, maar dat kwam alleen omdat ik dan een verslag op internet had opgezocht en het daarin stond. Hiervan leerde ik niks, maar ik had wel de opdracht af. Het meer werken met boeken kan bijvoorbeeld worden gebruikt om voorbeelden te geven over bepaalde kenmerken van stromingen of bijvoorbeeld een diepere betekenis in een boek. Dit helpt een leerling om boeken beter te begrijpen.

Ook zou ik graag als advies meegeven om het literatuuronderwijs gelijk te trekken. Het is niet echt eerlijk als de ene klas na keurig elk boek dat hij/zij lezen een verslag op zijn/haar blog moet plaatsen, terwijl een andere klas dat helemaal niet hoeft te doen.